An evening in Montmartre always has a lot on offer. We dined large snails and onion soup in a traditional bistro and slowly strolled towards Sacre-Coeur, with its white domes reflecting light over Paris. Climbing up the stairs, we find, to our surprise, her doors open to the public, and for a moment Indi sits peacefully in her quiet halls, with golden mosaics above and candles by the altars.
The peace will not last, however, as we stumble on a nondescript, black lacquered door, with opaque pink glass in the window and a neon light presenting the bar’s name: Yagō. Behind this sober facade we enter a space seemingly unchanged since the roaring twenties. Thin marble panels lighted from behind, red velvet with Chinese designs covering the walls and barely enough light to see your own drink.
We sit in front of the DJ, his music affording us privacy in conversing. As people twice our age move in and out of the long but narrow bar, my girlfriend, with Italian blood coursing through her veins, starts observing. “You see how that metal chain strap connects to the side of her purse? That’s a real Chanel bag. Oh, and there, do you see her dress? You can tell by the stitching and the pattern on her shoulders that it’s a Valentino.”
I make sounds reminiscent of the caveman days of our species, completely unable to add anything to the conversation. All my dad has told me about watches has left my brain, which with more luck could have been my chance to shine. Instead, Indi continues: “You can tell by the shine on the leather that purse is clearly fake. No way that’s authentic Bottega Veneta manufacturing.”
All I can do is ask simple questions about the handful of brands I do happen to be familiar with. “Uhm, and how could you identify something by Prada, or Gucci?” showing that I know at least two of the big names. She explains, “Do you see that black-haired lady in the corner? The golden chain and upside down triangle on her bag tell you she carries a Prada.” I see nothing but a dark shape hanging on the side of her chair.
Clearly growing up in tiny Belgium has left me with some serious educational shortcomings. I shall be studying diligently to integrate better into these Italian customs.
Dag 1
We staan op met vermoeidheid die wijken moet. Kleding op de vloer in de tas, een laatste oog op de rommelige kamer en met lange pas naar het station. De ochtendtrein naar Brussel volgt weldra en brengt ons tot het gebroken station in het noorden van de stad. Paden door hekken en roosters geblokkeerd, het lawaai van werktuigen en vuiligheid in de hoeken. We zitten tussen het staal en glas van Europa en wachten op de bus.
Mijn vrouw is mooi en jong. Haar krullen groeien langer met de dag en vloeien soms als golven over onze huid. Ik verberg mijn gezicht in haar hals of verstop me in haar omhelzing en denk aan niets. Haar ogen veranderen hun kleur, en opengesperd in emotie zie ik mezelf in haar groene agaat. Lange wimpers kriebelen mijn wang wanneer we nabij zijn, dan kus ik haar lippen, rood als een vers gesneden vijg. Onze benen gekruist, gedeelde warmte, onderzoekt zij de gastronomie van Parijs; lees ik mijn boek.
Ietwat net twee uur te laat voor onze reservering in Bouillon Pigalle, maar de drukke bistro toerneert continu gasten en we krijgen een tafeltje. Indi voor het eerst met een bord escargots voor zich, ik geniet van mijn uiensoep en daarna eten we zacht varken met rode kool en cèpes. Enthousiasme brandt in haar ogen, het vroege diner is erg lekker en een goed begin van onze trip.
Hotel om de hoek, onze rugzakken op de vloer en een half uurtje plat op bed met de digitale kaart op zoek naar de volgende stap. Donker nu, nauwelijks zeven, maar op dat uur sluit de patisserie die Indi vond en we lopen tot daar. Vier knappe jeugden babbelen achter de toog en neuriën Bittersweet Symphony mee. Ze werken niet echt met uren, gelukkig voor ons, dus ik vraag om een doosje met vijf verschillende madeleines en we wensen elkaar een fijne avond. Krokant en gevuld met heerlijke smaakjes, vers uit de oven, heerlijk onderweg naar de Sacre-Coeur.
We zitten bovenaan het terras, op de stenen balustrade, met de laatste twee madeleines en kijken uit over de nacht van Parijs. Samen onder onze grote sjaal, handen in elkaar, genieten we van de stilte. Het is rustig boven op Montmartre, dus zonder duwen en trekken bezoeken we de witte kerk boven Parijs. Indi zit een tijdlang geruisloos met sober gelaat op een houten bank, terwijl ik rondwandel en een foto neem van de grote mozaïek.
Het koelt niet echt af, dus mijn groene vest uit Mongolië dient als voldoende. Daarover draag ik een sjaal, groot genoeg, bijna een deken, als een Mexicaan, of eerder een reiziger langs de zijderoute, want mijn kasjmier-sjaal met gouddraad zorgt voor kleur. Verstrengeld struinen we door de nacht van Montmartre, botsen op een kleine kerstmarkt, en na een macaron met framboossmaak ontstaat een kleine onenigheid. Niet het onthouden waard, maar toch voel ik de nood om dit goed te maken.
We raadplegen de schermen en Indi vindt een sjieke cocktailbar met Japanse naam. Ze scrolt er voorbij, maar ik voel dat het goed zit en wandel ons tot daar. Yagō is de naam, en we missen de zwartgelakte poort met roos glas in lood bijna. We stappen de kleine, duistere ruimte binnen, vinden met goed karma plaatsjes op de fluwelen meubilair, net als de gelakte houten accenten donkerrood. Een rijk bloemenpatroon kleurt de zijden wandbekleding, en een doffe spiegel vult het lange, smalle plafond, waardoor het schaarse licht weerspiegelt in onze kristallen glazen. Gevuld met unieke smaakcombinaties, en gekozen uit een menu vol erotische karikaturen.
We vragen een volgend drankje, en voelen ons sterren uit de jaren ‘20. Colombiaanse wierook wordt gebrand, vult de ruimte met exotische aroma’s. We kruipen dichter tegen elkaar, delen kusjes, en Indi analyseert de luxe producten die aan de trofeevrouwen hangen. Ze herkent vaak niet enkel de merken, namen als Hermes en Louis Vuitton, maar ook de exacte modellen, soms zelfs de ontwerpers van de handtassen. Ze geniet van haar kennis, toont wat ze weet, en ik ben de enige die het hoort, want de DJ verweeft Indische klanken in zijn mix en de kamer vult zich met een roes.
De nacht is eindeloos, en in se pas begonnen. Toch eindigt hier mijn beschrijving, want sommige blijven liever gekoesterd. Niet alles moet geschreven, want eens zwart op wit vergaat een deel van de magie.
Dag 2
Ontwaken kan soms lang duren, en zo ook deze ochtend. De zon kruipt langs de gordijnen, de eerste verwarde blikken zien haar lijnen op het plafond, maar nog niet onder de indruk en geruisloos draaien we rond, gewikkeld in het witte linnen. Maar kort na elf staan we toch weer buiten, nog fris, maar de hemel is volmaakt blauw en we hebben een doel. Indi wil terug naar de madeleines van gisteren, en op de hoek van het juiste kruispunt vinden we een gezellig bakkertje. Iets hartigs achter de kiezen, hoewel voor mijn lief natuurlijk pain au chocolat, ontdekken we aan de overkant Yagō van gisteren, en twee gevels verder het open raam waardoor we twee madeleines kopen.
De metro zet ons af in het vijftiende, vlakbij ons tweede hotel, waar we te vroeg door de deur stappen, en dus enkel onze tassen kunnen lozen. Het weer is prachtig, de temperatuur dragelijk, dus ik laat mijn monsterlijke winterjas achter en hand in hand stappen we door de rustige straten, met het topje van de Eiffeltoren boven de daken. We botsen op een mooie patisseriezaak, Indi kiest een gebakje, moeilijk, want het zijn kunstige sculpturen, en met die zoete nasmaak naderen we de parken rond de Eiffeltoren.
Indi deelt haar muziek, een oortje voor elk van ons, en ze speelt steeds de juiste nummers, perfect gepast voor het moment. We zitten op de rand van een opgedroogde fontein, te midden van groen, met het elegante monument voor ons. Ietwat onzeker poseren we voor de foto, geholpen door een Nederlander, waarna we op ons gemak naar het oude centrum wandelen.
Langs de Seine, kijken naar de woonboten, een kat op het dek, maar Parijs is enorm, dus we rusten op een bank aan de oever, met het warme licht op onze huid. Gouden beelden langs de oude bruggen, het staal en glas van het Grand Palais, tot we wederom pauzeren rond de octagonale vijver van de Tuilerieën. Indi begint haar jacht naar het beste Japanse restaurant van de stad, en ondertussen zoek ik water. Ik keer terug met een macaron, en met die zoete energie belt ze om een reservering te vragen.
We steken de Place Vendôme over, met haar imposante, bronzen kolom in het midden, de exploten van Napoleon vereeuwigd in reliëf. De hoek om naar rechts belanden we tussen een zee van Japanse en Koreaanse restaurants. Mensen staan aan te schuiven, lange rijen op de straten, Indi kijkt overal binnen en knikt tevreden. Ze koos duidelijk het beste eethuisje voor vanavond, dus voorlopig kunnen we op pad met enkele kleine snacks uit een hectische keuken.
We wandelen verder tegen de stroom in, om uiteindelijk te belanden in de Bourse de Commerce, maar eer zover organiseren we een spontane, speelse fotoshoot in het binnenplein van het Koninklijk Paleis. Omkranst door de statelijke architectuur langs drie zijden, en een piekfijne wintertuin langs de vierde, poseren we op de vele pilaren die de ruimte sieren. Allemaal wit-zwart gestreept, de meeste komen niet boven onze knieën, maar we kiezen enkele hogere, die we beklimmen, om te pronken als superhelden of diepzinnige filosofen.
iRASSHAi is een gloednieuwe Japanse supermarkt, vlak naast de Bourse. Indi leeft voor zulke winkels, gevuld met obscure streekproducten van de hoogste kwaliteit, niet eenvoudig te vinden in Japan, nagenoeg onmogelijk in het buitenland. Toch kiest ze niets te kopen, en mijn pogingen tot geschenken blokkeert ze even streng. Het is fijn om naar de mooie ontwerpen op de verpakkingen te kijken, de Japanse typografie te waarderen, en geen cent lichter de Bourse binnen te wandelen.
Want die is gratis na zestien uur, althans voor ons jongelingen, en het gewelf van glas en staal blijft even indrukwekkend. Op ons gemak langs de moderne kunst, niet altijd even intrigerend, maar het prikkelt onze zintuigen, en Indi krijgt de smaak te pakken. Op weg naar Centre Pompidou, maar eerst een Bretoense pannenkoek en postkaarten schrijven.
We hebben een uur, mogen onze reservering voor vanavond niet missen, dus met een kleine spijt wandelt Indi sneller dan ze eigenlijk wilt langs de moderne kunst. Sommige werken trekken haar oog, terwijl ik net een wenkbrauw frons, maar vaker staan we overeengestemd voor een kleurrijk doek. Het blijft altijd interessant meningen en interpretaties over kunst te delen.
We genieten van een volmaakt Japans avondmaal; sashimi en yakitori, op de achtergrond versta ik hun Frans en Japans. Rook vult het compacte souterrain, want achter mij grilt een stijlvolle Japanner steeds meer spiesjes op een gloeiend kolenvuur. Zoals steeds bij haute cuisine zijn de porties eerder klein, dus kijkt Indi uit naar een tweede diner.
Te voet langs dezelfde Oosterse restaurants als deze middag, en ertussen spot Indi een voedingswinkel. Ze kiest er wat snacks en dan stel ik vast dat haar handtas ontbreekt. Natuurlijk geen nood, want al wat vergeten bij een Japanse zaak ligt daar veiliger dan in je eigen huis. Terug op schema maar dat verloopt niet volgens plan. We treffen de eerste bar zo goed als verlaten, de volgende uitverkocht, daarna vertrekken we na dertig seconden slechte muziek, en onze laatste hoop beloont al onze verwachtingen.
We dalen af onder het stenen tongewelf van de kelder, een kleine ruimte uit de middeleeuwen, waar ik nipt zitplaatsen te pakken krijg, die overhandig aan Indi, en dan de toog bezoek voor chardonnay. Paars en blauw licht werpen vreemde schaduwen, en vijf muzikanten kruipen met samengeknepen schouders open het bijna onbestaande podium. De drummer geeft een krachtige slag en daarmee begint hun optreden. Een mix van funk en energieke jazz, het is geweldig om voornamelijk de pianist gade te slaan. Hij gaat volledig op in zijn lied, en lijkt bijna te vervloeien met het instrument. Zijn enthousiasme en intensiteit werken aanstekelijk, en wanneer ze een herinterpretatie van de Beatles spelen, raakt Indi bijna in een extase.
Na afloop gids ik ons richting La Palette, literair café, en mijn lief voelt zich onoverwinnelijk, gevuld met energie, koningin van de wereld. Sterke emoties spelen op haar gezicht, we vragen om een laatste duo drankjes, in haar energiek schrikbewind sneuvelt een kaars, maar ze is zelf de vlam die zo fel brandt. Honger kruipt naar boven, en om de hoek vinden we een chef in traditionele keukengewaad; lange witte koksmuts, zwarte schort, en hij maakt enorme pannenkoeken die hij zowel hartig als zoet vult.
De busrit naar huis en de geruchten die erop volgen maken geen deel uit van dit relaas.
Dag 3
We staan laat op, maar niet schandalig, met volle tassen op zak in de metro. Alvorens gebeld met Tati om te vragen naar winkels en winkelstraten, dus ik breng ons naar Quartier Latin, waarvoor we eerst langs de dure winkels van alle Franse luxe producten moeten. Dat trekt ons niet, maar de gebouwen stralen kracht en stijl uit, fel verlicht door een levendige ochtendzon.
Dan toch in Quartier Latin, waar de stoffenwinkels en handgemaakte zaken zich opstapelen. Eerst naar Lupicia, een trotse theezaak uit Tōkyō. Indi kiest er een cadeau voor Kerst, ik geruisloos ook een voor haar. Daarna ambachtelijke macarons, limoen, fleur d’orange, allerlei lekkernij, en we gaan van vitrine naar vitrine.
We stuiten op een druk bewandeld kruispunt, met op elke hoek een goed onderhouden zaak. Eerst lunch, en Indi verlangt een echte Franse baguette, daarna artisanale confituren, maar we kopen er geen, en tot slot een biowinkel waar de groenten er handgemaakt uitzien. Al snel terug hongerig van al dat souvenir twijfelen, kiest ze een Japanse rijsthap vol zalm als tweede lunch.
Over de Seine bij het eilandje, en vanop de Pont Neuf zien we oude wilgen langs de oever, het Louvre in de verte, daarachter het glazen dak van het Grand Palais, de hypermoderne silhouetten van het rijke La Défense, en de smetteloze blauwe hemel overkoepelt alles. Met de metro naar La Marais, op aanraden van Tati.
We wandelen tussen een menigte van toeristen, tussen de winkels van deze wijk. Op zoek naar kerstcadeaus en souvenirs, blijft het vaak bij kijken, niet vaak komt het tot kopen. We rusten uit op de idyllische Place des Vosges, met haar prachtige, knoestige kastanjebomen in het midden, omgeven door vier identieke gevels van nobele herenhuizen met steile daken, lange schouwen, hoge ramen, gedragen door stenen bogen. Ik denk aan de Plaza Mayor in Madrid, of de Praça do Comércio in Lissabon.
Eigenlijk ook moe, dus na een tijdje raken we het winkelen beu, te meer daar we zelden vinden wat we zoeken. Dus een late lunch of vroeg diner, evengoed vluchten voor de kou, in de Joodse hoek van Parijs. Het is er warm, geurt kruidig, en we krijgen twee enorme borden vol verse groenten, gesneden kip en krokante falafels.
We bewegen nog even heen en weer tussen verschillende kledingwinkels, dan wel tweedehands en vintage, want Indi heeft een prachtige lange jas, en zoekt er een voor mij, zodat we passend over de straten kunnen. Maar de ogen vallen toe, en we vluchten voor het laatste half uurtje in een Starbucks, warm binnen, want buiten wordt het donker. Onderweg naar het busstation kopen we nog een baguette voor thuis, een eclair voor onderweg, en wat later ook een verse quiche lorraine.
Op de baan slaap ik voornamelijk, mijn hoofd op haar schoot en voor ik het weet nadert Brussel. We praten over onze relatie, het mirakel van dit najaar, hoe goed we overeenkomen, en het geluk dat we zo uitbundig en eindeloos delen. Daarmee geen erg wanneer we de trein op een minuut na missen, en tot voorbij middernacht zitten we te fluisteren in Brussel-Noord