Dag 1
Vier in de wagen, vader aan het stuur en we vertrekken vroeg. Het verkeer zit goed mee, en terwijl ik de laatste paginas van mijn saga lees, smeert Lool ontbijt. Ongeveer halverwege spelen ze Pink Floyd, waarna het radioniveau daalt, en ik kort kan slapen. We rijden het centrum binnen en zien de Eiffeltoren.
We komen bovengronds, bagage over schouders en op wielen, maar de koude snijdt onze gezichten. Op z’n minst is het droog, voor morgen hetzelfde weerbericht. Ik leidt de weg richting ons hotel, vlakbij, en onderweg passeren we voortdurend prachtige boetieks, gevuld met unieke stoffen en exotische kleuren. Ons geluk loont; de kamers zijn reeds beschikbaar, dus daar kunnen we onze tassen kwijt. Dan kan de reis beginnen.
Quartier Latin; het ontwikkelde en gezellige hart van Parijs. Ateliers vol zelfgemaakte kledij en juwelen, geïnspireerd op verre culturen, elk stuk origineel. We verkennen de wijk, tussen schoenen en handtassen, en zolang we de winkel binnen mogen, profiteren we van de achter vitrineglas gekapselde warmte. We stoten op de poorten van Saint-Germain-de-Prés, bij de oudste kerken van de stad. Buitenzijde nietsvermoedend, maar de binnenkant recent gerestaureerd, fel en levendig; de gewelven blauw, gepeperd met gouden sterren, en de wanden bespannen door patronen van ritmische sjablonen.
We dalen af richting de Seine, in de sporen van Dolores die hier enkele maanden eerder met haar vrienden van het vijfde een schoolreis doorbracht. Ze brengt ons voorbij Musée d’Orsay, dat archetypisch station met het enorme glazen gewelf en de uitstraling het centrum van de wereld te zijn. Maar vandaag gaan we naar een ander museum. Een korte stop langs een lunchbar, waarvan de uitbater naar ons besluit Vietnamees is.
Napoleons tombe past nauwelijks binnen Parijs, en hem bezoeken past al helemaal niet in ons schema, dus we wandelen slechts langs Hotel des Invalides; kopergroene kanonnen en de Eiffeltoren in de verte. Zijn gouden koepel achter ons wanneer we de Seine oversteken, het duo Grand-/-Petit Palais voor ons. Place de la Concorde schenkt ons haar zicht op de Ark, en we belanden op de rand van een ons onbekende modeshow. Achter in de rij van ons tijdslot; voor de deur van de Orangerie, waar Monet hoogtij viert.
Op advies van de jongste beginnen we met de kelder, waar andere kunstenaars hangen. Ik laat het in grote mate aan me voorbij gaan, we zijn hier met andere reden, en ook de expo over Matisse blijkt niet overtuigend. In de grote ovale zalen terug boven zien we de Lelies van Monet, meterslange schilderijen, terecht beschreven als meesterwerken van het impressionisme. Logisch dat Dolores hier naartoe wilde terugkeren. Tinten en vormen vloeien in elkaar over, alles zacht behalve het sterke blauw-paars van zijn penseel. We gaan zitten en laten ons verzwelgen door de kunst.
Het koelt af, een lange rij toeristen voor de deur. We wandelen door de Tuilerieën, de tuinen van het Louvre, dat voor ons opdoemt in al haar statuur. De zon, verdoken achter de wolken, en de bomen blijven kaal. Dolores leidt ons door de binnenpleinen en langs de poorten van het Louvre, richting het karkas van de Notre-Dame. Onderweg ontvluchten we de koude in een gezellige auberge, waar ik twee Japans sprekende dames afluister. Langzaamaan reanimeert de Franse staat haar religieuze hart, gekranst in stalen buizen, gestut met massieve houten skeletvormen, en dagelijks gefotografeerd door duizenden bezoekers.
Onze lange wandeling nu bijna volbracht, de laatste passen langs het gestaag stromende water van de Seine; handen in de jaszakken, dankbaar voor muts en het opdoemen van het Institut du Monde Arabe. Daar moeten we zijn. Vier kaartjes gereserveerd voor een bijzonder expo; aanleiding voor onze aanwezigheid. Sur les routes de Samarcande.
Een unieke collectie Uzbeekse stoffen vult enkele zalen op de tweede verdieping. Gewaden gesponnen met goud- en zilverdraad getuigen van de grootste vaardigheid, complexe vormen sieren deze onschatbare kledingstukken, en we plaatsen vraagtekens achter hun gewicht. Lichtiger, maar glanzend met gelijke kracht, zijn de zijden mantels. Hier stralen de kleuren onbevangen, diep, dan wel afwisselend licht. Buiten kijf slechts te dragen door royaliteit. De volmaakte paardrij- uitrusting, puur goud belegd met turkoois, vernedert menig sportwagen-fanaat zonder schroom. Een lust voor het oog, elk object verfrissend en verbluffend, het vergt tijd alles naar waarde te vatten.
De souvenirshop en daarna splitst ons verhaal in drie. Vader wandelt de kortste route naar het hotel, de metro wantrouwend waar Moeder en Lool op rekenen. Maar ik ben nog niet klaar met vandaag, dus ik volg mijn eigen kompas. Het begin van de avondmis in de ene kerk, vervolgens het loodzware Pantheon met haar uitpuilende koepel, schemering langs de Jardin du Luxembourg en nog voor het einde van dezelfde avondmis beluister ik haar laatste zangen in een andere kerk.
Op de kamers niet gemist, eerst moet gedoucht, en huiswerk voor de humaniora studente; haar laatste semester daar. Ik vraag Tati om de beste restaurants, maar haar tips zijn te befaamd en allen reeds volzet. Op goed geluk door de straten, tot een gezellige, in schaduwen gehulde bistro, waar voor de deur zoute zeebeesten slapen op ijsgruis en binnen de klassieke gekostumeerde kelners fles na fles champagne ontkurken. We genieten van ons feestmaal, proost op een Parijse verjaardag.
Nog zo’n tip van onze Tante; zo thuis in deze stad. Voor het glas achteraf en misschien wat zoets gaan we op zoek naar La Palette; een echte bruine kroeg, oud en authentiek, tot leven geblazen door goede muziek, bevlekte spiegels aan de muren, erboven en tussen olieverf schilderen van kleine, lokale talenten. Een tweede drankje volgt het eerste en tussendoor snoepen we met drie van een moelleux. Slechts met ons drie, want Dolores werkt haar schooltaken af. Na een dapper derde glas sluiten ook wij af; gelukkig ligt ons hotel om de hoek.
Dag 2
Zwart gelakte balken, oud hout, een lichte sfeer draagt deze ochtend. We vullen onze borden met Franse kost, drinken thee, drinken koffie. Praten over goed slapen, de plannen voor vandaag, de verjaardag van Moeder. Daartoe een zwarte tas, verstopt tussen vader en mij, cadeau’s van ons drie erin. Heerlijke pralines, pure chocolade onder een gouden strik, en thee uit Uzbekistan, gisteren gevonden tussen de souvenirs van de expo. Zwaarst, een reusachtig fotoboek, past slechts met moeite op ons reeds overvol tafeltje. Betoverende beelden van India, voor een volgend avontuur.
We laten onze bagage achter bij de balie, en stappen het minder frisse Parijs in. De koude van gisteren verloor deze nacht het scherpe van haar gefluister. Enkel de Seine over en we staan voor het Louvre, zo belachelijk veel te groot. Over binnenpleinen, langs vleugels en we volgen de gestaag toenemende drukte tot voor de wereldberoemde glazen piramide. Daar scharen we ons achteraan de rij van tien uur, ondertussen veel foto’s makend van dit opwindend contrast. Het klassieke paleis; fijne details en complexe decoratie tegenover de verraderlijke eenvoud van de moderne structuur waar we nieuwsgierig in afdalen.
Natuurlijk licht vult de onderaardse ruimte, grijs geel door natuurlijk gesteente, waar kleurrijke gestaltes de eenvoudige lijnen van de architect doorbreken. De zilveren krulvorm van een wenteltrap is opvallend mooi, en ook de vierkante cassetten in het plafond versterken de hegemonie van eenvoudige vormen. We zoeken eerst de vestiaire om elke overbodige gram te verliezen, en gaan daarna op zoek naar de voorlaatste dag van de Uzbeekse tentoonstelling.
Onze tickets gescand en twee slangenkoppen begroeten ons, naar schatting meer dan vijfduizend jaar oud. De volgende zalen leiden ons op chronologische wijze van dat startpunt door de Uzbeekse geschiedenis, tot aan het einde van de middel- eeuwen. Griekse veroveraars, daar gebracht door Alexander de Grote, vormen het eerste hoofdstuk. Zij boetseerden de eerste beeldtenissen van Boeddha, en brachten daarbij hun klassieke kunde ten berde. Wanneer steppevolkeren later Centraal-Azië verenigen, etst een nieuwe Indische invloed zich in de sculpturen en muurschilderingen.
De Arabische verovering en consequente integratie in de Islamitische wereld brachten de meest dramatische ommekeer. Nieuwe vormen van kalligrafie, die weerspiegelen in geborduurde patronen van kostbare gewaden en zich vertonen tussen de tegels van grote paleizen, kleuren de kamer rijker dan het aardewerk van daarnet. We vorderen niet met gelijke pas, dus terwijl we moeder afwachten, wandel ik even door de Richelieu vleugel van het Louvre, tussen middeleeuwse beelden die de satijn en goud gevulde kamers decoreren.
Het laatste stuk zoeken we op in de tegenoverliggende ruimte, de permanente collectie van Islamitische kunst. ‘De Ambassadeurs’ vertegenwoordigen hun lang vervlogen volkeren op een muurschildering achtergelaten onder de assen van Samarkand na de afbranding van de stad door Genghis Khan, en pas recent herontdekt op Pompeiaanse wijze. Diverse klederdracht zorgt voor onderscheid, maar hun begeleider, een prachtige, witte olifant, trekt het meeste aandacht. De zalen vertakken zich eindeloos; een mozaïeken vloer uit een Libanese kerk, een Indische stofborstel gemaakt van pauwenveren in goud vol saffieren, rijkdom en pracht zonder grens. Het doet fysiek pijn om het Louvre te verlaten zonder al die schoonheid dagenlang te laten bezinken.
We komen bovengronds en staan tussen flitsende camera’s. Aan weerszijden honderden amateurfotografen met duur ogende apparatuur. Aanvankelijk begrijp ik hun interesse voor ons verschijnen niet, maar gaandeweg, terwijl we langzaam voorwaarts schuifelen, realiseer ik dat we tussen modellen wandelen. Tussen elk van ons pronkt er een handgemaakte figuur, en sommigen van de toeschouwers kunnen hun enthousiasme niet bedwingen. De massa beweegt zich over de straten, ontregelt het verkeer, en die chaotische kans benutten we om te ontsnappen.
Ik gids ons langs het Palais Royal, waar een honderdtal afgestompte zuilen de binnenkoer in ruitpatroon vullen. Ze zijn allemaal van een andere hoogte, de meesten reiken slechts enkele tientallen centimeters. Lool en ik plaatsen onszelf ergens als standbeelden in dat koninklijk hof. Bloesems schilderen de aangrenzende binnentuin lichtroos.
Onze gewenste lunchbar reeds volgeboekt, haasten we ons naar Centre Pompidou. Daar ligt hopelijk het laatste exemplaar van de catalogus die we in het Louvre niet vonden; het boek dat de tentoonstelling van deze voormiddag in prachtige beelden vat. Een tweede tegenslag; ook hier verdween het laatste exemplaar van de schappen, pas zonet verkocht. Omdat lekker eten altijd troost, vinden we onszelf met vier unieke feestmaaltjes in Café Beaubourg.
We moeten niet ver, de Bourse de Commerce is vlakbij. Het imposante, ronde gebouw doet denken aan het Pantheon in Rome, maar dit Pinault museum stamt uit het begin van de industriële revolutie; natuurlijk licht overspoelt de ruimte door de enorme koepel van staal en glas. Daaronder vertegenwoordigt een al even reusachtige fresco de vier windrichtingen, vol symbolische voorstellingen van de continenten en hun culturen.
Voor de recente renovatie liet Tadao Ando, vermaard Japans architect, een metershoge betonnen cilinder plaatsen, bijna tot tegen de binnenwanden van de Bourse. Het perfect ronde en mooi gladde van deze moderne toevoeging contrasteren magisch met de klassieke uitstraling van het oude gebouw. Binnen dit architecturaal experiment staat eigentijdse kunst, maar we zijn hier voornamelijk om te proeven van de sfeer die deze bijzondere ruimte uitstraalt. Afwisselen interesseert ook het ander werk van de omliggende zalen; nieuwe ideeën door nieuwe vormen, kleuren en technieken.
Helaas loopt weldra ons parkeerticket af, wat ons huiswaarts dwingt, richting de valiezen in het hotel, voorbij de Japanse theewinkel, waar Dolores en Moeder nog kort twijfelen over dewelke nu juist het lekkerst klinkt. De wagen wacht ons op, de koffer terug vol en binnen de Périphérique bolt het verkeer slechts gestaag. Jammer Parijs te verlaten, we zwaaien haar uit, dankbaar voor het feestelijke weekend, en opgelucht dat de snelwegen ons de komende vier uren nauwelijks hinder bieden.